Historie Truckmerken

DAF, MAN, Volvo, Scania… Vrachtwagenmerken die vrijwel iedereen kent. Maar hoe zijn deze truckfabrikanten de Europese marktleiders geworden die ze nu zijn? Truckstar geeft je hier van de zeven grote Europese truckmerken een korte historie.

Tekst: Sebastiaan Kemper, (kijk ook op Truckpage.nl).

DAF uitgegroeid tot Europese topper

In 1950 werd de eerste DAF-vrachtwagen gebouwd. Voor 1950 bouwden de gebroeders Hub en Wim van Doorne aanhangwagens. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bedachten de gebroeders van Doorne dat er een grote vraag naar vrachtwagens zou ontstaan in de periode na de oorlog, tijdens de wederopbouw. In deze oorlogsjaren experimenteerden de broers daarom met verschillende modellen. Na de oorlog bouwden Hub en Wim van Doorne, met overheidssteun, een fabriek in Eindhoven. Dit was in 1949.

Vanaf 1952 ging het pas echt goed met DAF. In dat jaar haalde men een grote order van de Nederlandse overheid binnen. Mede door deze order, de financiële steun van het Marshallplan en het succes van de eerder ontwikkelde modellen, werd de fabriek in Eindhoven binnen de kortste keren zes keer zo groot.

De jaren vijftig waren een economisch dieptepunt voor Nederland. Doordat DAF bijna al zijn onderdelen uit Nederland haalde (en dus zo de economie steunde) en durf toonde door louter frontstuur-vrachtwagens te produceren, kon het bedrijf verder groeien. Zo beheerste DAF in 1958 een derde van de Nederlandse bedrijfswagenmarkt.

Vanaf 1953 gebruikte DAF Leyland motoren. Vanaf 1956 werden deze in eigen beheer in licentie gebouwd. De DAF 2600, die in 1962 uitkwam, bezorgde DAF ook op de internationale markt een vooraanstaande positie. De cabines waren voor die tijd uiterst modern en goed verzorgd. Mede door het succes van de 2600 opende DAF een fabriek in het Belgische Ophasselt voor de productie van cabines. Begin jaren zeventig ging het aanmerkelijk minder goed met DAF. In 1972 kocht de International Harvester Groep een derde van de aandelen van het bedrijf. In 1975 bemachtigde DSM ook nog eens een kwart van de aandelen.

Nadat International een belang in DAF had verworven, nam het concern ook het Britse Seddon Atkinson en de Spaanse ENASA groep, waartoe Pegaso behoorde, over. In 1978 moest International haar Europese belangen weer van de hand doen. Intussen ontwikkelden DAF, Seddon Atkinson en ENASA samen een nieuwe cabine, die alle drie de fabrikanten mochten gebruiken. DAF gebruikte dit concept in de 95-serie. Voor die tijd was het een revolutionair concept, waarbij er natuurlijk weer een Space Cab kwamen en een Super Space Cab. In 1987 raakte Leyland in de financiële problemen en nam DAF het over. DAF voerde twee verschillende truckseries, eentje voor Leyland en eentje voor DAF. In Engeland werd de suggestie gewekt dat Leyland en DAF gefuseerd waren, dus verschenen beide namen daar op de grille van zowel de Leylands als van de DAF’s.

Rond diezelfde periode komt DAF met het ATi-concept. ATi staat voor Advanced Turbo Intercooling. In de jaren negentig raakte DAF zwaar in de problemen in een Europese truckmarkt die ineen kromp tot een ongekend kleine omvang. Toch produceerde DAF door, met een faillissement als gevolg. In 1993 werd besloten de productie van vrachtwagens voort te zetten in een nieuwe, sterk afgeslankte onderneming, DAF Trucks N.V. Er werden nog maar 40 trucks per dag gebouwd. In 1996 werd DAF overgenomen door het Amerikaanse Paccar, moederbedrijf van de roemruchte Amerikaanse merken Kenworth en Peterbilt. In 1997 introduceerde DAF de 95 XF, die min of meer symbool werd voor het herrezen DAF. In de XF 105, de opvolger van de 95 XF die in 2006 is gepresenteerd, ligt een compleet nieuw ontwikkelde motor, de MX. Een motor die in Eindhoven is ontwikkeld en die voorbestemd is om in Amerika als Paccar-motor voor de andere Paccar-truckmerken gebruikt te gaan worden. Een kenmerk van deze motor is dat die nauwkeurig is afgestemd op de hedendaagse uitlaatgaseisen, zowel in Europa als in de VS. De motor kwam ook in het jaar waarin DAF de productie opvoerde tot 180 trucks per dag en men plannen ontvouwde om de productie tot 300 trucks per dag op te voeren.

Bron: Encyclopedie van Trucks, Peter J Davies, Veltman Uitgevers 2006, Gouden boek van Europese Truckmerken, uitgave in 1984 en 1989.

Iveco: Samenvoeging onder Fiat-leiding

Begin jaren zeventig ontstond bij Fiat het besef dat het nodig was een groter marktaandeel te creëren op de internationale vrachtwagenmarkt. Na een omvangrijk onderzoek besloten Fiat en het gereputeerde Magirus-Deutz samen een concern op te richten voor de productie en ontwikkeling van vrachtwagens. Fiat is dan al eigenaar van de Italiaanse merken Lancia en OM en het Franse Unic. In 1975 is de samenwerking tussen Fiat en Magirus-Deutz een feit: Iveco is geboren. Iveco is de afkorting van Industrial VEhicle COrporation.

Er kwam een duidelijke verdeling van de productieprocessen. In Turijn (Italië) zouden de zware vrachtwagens gebouwd worden. In het Duitse Ulm, thuishaven van Magirus-Deutz, de zware en middelzware vrachtwagens voor de bouw en in het Noord Italiaanse Brescia, waar OM vandaan komt, de middelzware vrachtwagens. In het Franse Trappes en in Spanje bij Madrid, in de voormalige Pegaso-fabriek tenslotte worden ook trucks geproduceerd. Om geen van de nieuwe partners voor het hoofd te stoten, kwam het kantoor van de holdingmaatschappij in het “neutrale” Nederland.

Het zou echter nog lang duren voordat Iveco een bekende naam binnen de transportwereld zou worden. De kleinere merken, zoals Lancia, deden probleemloos afstand van hun eigen identiteit. Dat gold echter niet voor Magirus, dat toen al een rijke 110 jaar tellende historie had. Het zou nog tot 1985 duren voordat Iveco alle afzonderlijke merknamen had verdrongen. Vanaf dat jaar kon Iveco zich gaan profileren als vrachtwagenmerk. De komst van de Turbostar in 1984 hielp hierbij uitstekend. Dit model was succesvol, mede omdat de motoren zowel sterk als zuinig waren. Er waren twee vermogensvarianten beschikbaar, één van 330 pk en één van 420 pk. Hiermee was de Turbostar de krachtigste vrachtwagen van zijn tijd.

In de jaren daarna werd Iveco nog verder uitgebreid met de merken Ford (1986), Pegaso (1990) en International Trucks Australia Ltd (1992). Van 1991 tot 1993 werden alle modellen van Iveco ingrijpend veranderd. Dit betekende onder andere de komst van de EuroStar, de EuroTech en de EuroCargo.

Het hart van deze truckserie bestond uit een nieuwe motorengeneratie die Cursor werd genoemd. Het kenmerk van de Cursro-motoren is dat ze beschikken over een turbo met een variabele doorlaat. Daardoor ontstaat al bij lage toerentallen een hoge vuldruk. Iveco presteerde het met deze techniek als eerste om 350 pk uit een acht liter-motor te halen. Hierbij voldeed deze motor aan alle normale betrouwbaarheidseisen. Ook ten aanzien van het onderhoud en de frequentie van smeerolie verversen hoefden geen concessies te worden gedaan. Ook de huidige generatie Stralis en EuroCargo rijdt met Cursor-motoren.

Bron: Encyclopedie van Trucks, Peter J Davies, Veltman Uitgevers 2001

MAN: oorsprong van de dieselmotor

De Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg AG, kortweg MAN, produceert sinds 1920 vrachtwagens naar eigen ontwerp. Maar voor die periode was MAN al druk bezig zich te ontwikkelen. MAN had in 1897 in samenwerking met dr. Rudolf Diesel de eerste dieselmotor vervaardigd. Pas in 1924 werd de eerste MAN-vrachtwagen met dieselmotor gepresenteerd, die pas drie jaar later daadwerkelijk leverbaar werden.

Begin jaren dertig waren er vele verschillende modellen beschikbaar, met zowel een diesel als een benzinemotor. Het topmodel was een S1H6 uit 1932. Dit was een drie-asser met een lange wielbasis. Daar zat een 140 pk sterke dieselmotor in. Later waren er ook lichtere vrachtwagens van MAN beschikbaar met dieselmotor.

In 1936 nam MAN het Oostenrijkse ÖAF over. ÖAF maakte enige tijd de assen voor MAN. In de Tweede Wereldoorlog bouwde ÖAF vrachtwagens voor het Duitse leger. Tijdens de oorlog had ook MAN zwaar te lijden van de bombardementen van de geallieerden. Vanaf 1945 werd de productie van vijftonners weer hervat en krabbelde MAN met de Duitse wederopbouw weer op.

In 1951 vonden er twee interessante ontwikkelingen op motorgebied plaats. MAN bouwde toen de eerste turbodiesel, alsmede de eerste V8 dieselmotor. In 1955 werd de vrachtwagenproductie verplaatst naar een nieuwe fabriek in München. De motoren werden gewoon nog in Augsburg en in Neurenberg gebouwd. Tot op de dag van vandaag staat in Augsburg de eerste dieselmotor van Rudolf Diesel zelf in het museum. Daar vlakbij bouwt MAN ook reusachtige scheepsdiesels. De grote blokken, groter dan een gemiddelde eengezinswoning, worden ter plekke gegoten. Aan het eind van de jaren zestig begon MAN een samenwerkingsverband met het Franse Saviem (wat later in Renault op ging). Saviem gebruikte MAN-motoren en het verving zijn oude cabines door nieuwe Saviem kantelcabines.

In de jaren vijftig en zestig opereerde ÖAF tamelijk zelfstandig. Naast de motoren van MAN gebruikte het merk ook andere motoren. Aan deze grote mate van zelfstandigheid kwam in de jaren zeventig een einde. In die periode nam MAN ook Gräf & Stift over. Vanaf dat moment nam MAN de regie weer strak in handen. In diezelfde periode, in 1971 om precies te zijn, nam MAN zijn Noord Duitse concurrent Büssing Automobilwerke AG over. Dit betekende het einde van dat befaamde merk. Er was echter zoveel vraag naar de merknaam, dat MAN tot de jaren tachtig modellen onder de naam MAN-Büssing opnieuw uitbracht. Jarenlang prijkte de Büssing-leeuw nog in de MAN-grille.

In de jaren tachtig bracht MAN de F8-serie uit. Deze serie was van alle markten thuis. Zo waren er modellen van zestien ton, tot modellen van 105 ton voor speciaal transport. Befaamd waren ook de ‘ondervloer’ modellen, waarbij het motorblok horizontaal onder het chassis was gemonteerd. In 1986 werden de F8 modellen al vervangen door de nieuwe, door MAN zelf ontworpen, F90 cabines.

In 1994 kwam de F2000 op de markt. In 1991 werd het Oostenrijkse Steyr ook nog door MAN overgenomen. Daarnaast verwierf MAN aan het einde van de jaren negentig een belang van 51% in het Russische MAZ (Minsk Automobil Zavod). Begin 1999 bracht MAN nog een verbeterde versie van de F2000 uit. In 2001 zou dit model vervangen worden door de huidige TG-series. Tenslotte nam MAN in 2000 het Britse ERF over.

 

Mercedes: Echte bedrijfswagenpionier

In 1896 was de eerste vrachtwagen van de Duitsers Gottlieb Daimler en Karl Benz gereed. Hiermee was het tevens de eerste vrachtwagen uit de algemene geschiedenis. Technisch uitgangspunt was de riemenwagen. Dit was een personenwagen die door middel van leren riemen, achterwielaandrijving had. Dit concept was enkele jaren eerder geïntroduceerd. Op basis daarvan werden de eerste vrachtwagens ontworpen.

De eerste vrachtwagen werd op 1 oktober 1896 afgeleverd, merkwaardig genoeg niet aan een klant in Duitsland, maar aan het British Motor Syndicate in Engeland, de Engelse licentienemer van Daimler. Bij Benz verschenen de eerste vrachtwagens pas eind 1900. Na de eeuwwisseling groeide de vrachtwagenproductie enorm. De partners van Gottlieb Daimler opende de Motorfahrzeug & Motorenfabrik Berlin. In 1914 werd deze door Daimler overgenomen.

Benz & Cie werkte samen met Süddeutsche Automobilfabrik (SAF). Benz concentreerde zich op de personenwagens, terwijl SAF de vrachtwagens produceerde. In 1908 nam Benz SAF over.

Al in een heel vroeg stadium begonnen Daimler en Benz met de ontwikkelingen van dieselmotoren. Een belangrijk patent van Rudolf Diesel liep in 1909 af. Na het aflopen van dit patent was het Benz die in 1922, nog voor MAN, met de eerste snellopende dieselmotor kwam. Een half jaar later, in februari 1923, kwam de eerste Benz vrachtwagen met een snellopende dieselmotor van de band.

Daimler en Benz waren inmiddels uitgegroeid tot de marktleiders in de vrachtwagenbranche. Door de concurrentiestrijd tussen beide bedrijven raakten Daimler en Benz in moeilijkheden. In 1924 werd er een samenwerking tussen beide bedrijven overeengekomen. In 1926 zou deze samenwerking uitgroeien tot een fusie. De naam Mercedes-Benz was een feit.

In 1951 werd de industriebeperking, die aan het einde van de jaren veertig was ingevoerd, opgeheven. Mercedes-Benz mocht weer middelzware en zware vrachtwagens produceren.

Het ging Mercedes spoedig voor de wind. Het bezat in de jaren zestig al diverse fabrieken in Duitsland en assemblagevestigingen in 24 landen. In de jaren vijftig opende men al fabrieken voor bussen en trucks in Brazilië. Toen was er dus al sprake van de multinational Mercedes-Benz. In de jaren die volgden werden diverse vrachtwagenfabrikanten overgenomen.

In 1973 bracht Mercedes-Benz een nieuwe generatie vrachtwagens uit. Ze werden gekenmerkt door de rondingen in de contouren van de cabine. De modellen van Mercedes-Benz hadden vanaf dat moment bijna allemaal een frontstuurcabine. In 1988 kwam de gemoderniseerde SK-versie van deze cabines uit. Daarnaast was Mercedes-Benz in de jaren zeventig en tachtig druk bezig met allerlei technische ontwikkelingen. Zo werd er onder andere het ABS remsysteem ingevoerd, nu wettelijk verplicht voor alle trucks vanaf 12 ton GVW. In 1985 verscheen de elektro-pneumatische EPS versnellingsbak, wat min of meer de voorloper is van de huidige Telligent transmissies en Powershift.

In 1996 bracht Mercedes-Benz voor het eerst een volledig nieuw model op de markt. De Mercedes Actros, die onderhuids afwijkt van andere trucks vanwege de relatief korte V6 motor. Overigens is er van de Actros ook een sterke V8. In 2004 was Mercedes de eerste die met behulp van Selectieve Catalytische Reductie (SCR) met alle Actros-motoren voldeed aan de Euro 4 en 5-normen. Dat was heel wat, want kopers van die truck konden profiteren van een korting op de Duitse snelwegtol, de maut.

Mercedes presenteerde onlangs de eerste motor van een nieuwe generatie dieselmotoren: een dertien liter lijnmotor die het bedrijf samen met haat Amerikaanse partner Detroit Diesel ontwikkelde. Binnenkort volgt ook een vijftien liter blok. Hiermee neemt Mercedes-Benz afscheid van de V6-motoren en V8-motoren. Maar hiermee is Mercedes-Benz wel klaar voor Euro 6. Daarbij ontwikkelde Mercedes-Benz ook een compleet nieuwe Actros, die tijdens het Truckstar Festival 2011 voor het eerst aan het Nederlandse publiek werd getoond.

Bron: Gouden boek van Europese Truckmerken, uitgave in 1984 en 1989., Encyclopedie van Trucks, Peter J Davis, Veltman Uitgevers

Renault: Franse pionier

Renault maakte al personenauto’s in 1898. In 1903 liep bij Renault Frères de eerste vrachtwagen, een eentonner, van de band. In de jaren daarna werden er ook zwaardere vrachtwagens ontwikkeld en ten tijde van de Eerste Wereldoorlog kwam Renault met een artillerietrekker. Ook in de jaren daarna concentreerde men zich op legervoertuigen. In de jaren twintig ging Renault ook weer diverse trucks met een laadvermogen tot 7 ton produceren. Ze waren direct herkenbaar aan hun karakteristieke motorkap met achter de motor geplaatste radiateur. Eind jaren twintig werden de radiateurs voorin geplaatst, zoals bij alle concurrenten. In 1935 kregen de Renaults voor die tijd moderne frontstuurcabines en was er onder meer rem- en stuurbekrachtiging leverbaar. Kort voor de Tweede Wereldoorlog bouwde Renault vele modellen.

In 1945 werd Renault, nu Régie National des Usines Renault geheten, een staatsbedrijf. Begin jaren vijftig bracht het een indrukwekkend aantal vrachtwagens met frontstuurcabine op de markt. Deze modellen hadden een onder de vloer geplaatste motor. Opmerkelijk was dat de versnellingspook zich aan de stuurkolom bevond.

Een belangrijk moment in de geschiedenis van Renault was de vorming van Saviem (Société Anonyme de Véhicules Industriels er Équipements Mécaniques), dat onstond uit een fusie van Renault, Latil, Somua en Floirat. De Renaults met onder de vloer geplaatste motoren werden tot ver in de jaren zestig geproduceerd. Ondertussen was de versnellingspook verhuisd naar de vloer. Vanaf 1965 verscheen de naam Renault alleen nog maar op lichte bedrijfswagens. Door een grote reorganistatie in 1980 zou Renault zich opnieuw manifesteren als een zelfstandig merk. De merknaam Saviem verdween ten gunste van de naam Renault. Hieraan vooraf werd in 1977 Renault Vehicels Industriels (RVI) opgericht.

In 1981 nam Renault de Britse truckdivisie van Chrysler over. Tegelijkertijd verwierf RVI ook een groot belang in het legendarische Amerikaanse merk Mack. In de jaren negentig werden de nu bekende modellen Magnum en de Premium cabines ontwikkeld. Sinds 2004 maakt Renault deel uit van Volvo, waarbij er vooral onderhuids onderdelen worden gedeeld, tot en met motoren toe. Renault heeft nog wel eigen cabines en een dealerorganisatie die zelfstandig functioneert ten opzichte van die van Volvo.

Scania: Slimme Zweedse marketingmensen

Scania bestaat sinds 1891. De eerste tachtig jaar heette het bedrijf Scania-Vabis. Vabis is een afkorting van Vangfabriks Aktiebolaget I Södertalje. Scania is de Latijnse versie van het Zweedse woord Skåne, de naam van de meest zuidelijke provincie van Zweden. De allereerste Scania-Vabis vrachtwagen rolde in 1902 van de band. Dit was in feite de eerste frontstuurtruck van Scania-Vabis alleen dan in vereenvoudigde versie.

Vanaf 1905 bouwde Scania-Vabis zijn eigen motoren volgens het ontwerp van de Duitse ingenieur Wentzel. In 1927 kwam er een nieuw soort motor die tussen benzine- en dieselmotor in zat, de Hesselman motor. Deze werd meteen opgenomen als keuzemogelijkheid.

In 1946 presenteerde Beers voor het eerst op een Nederlandse beurs een vrachtauto- en buschassis van het Zweedse merk Scania-Vabis, resulterend in het importeurschap voor Nederland. In het begin van de vijftiger jaren leverde Beers alleen nog chassis van Diamond T, van Scania-Vabis en motorfietsen van het merk Jawa. Aan het begin van de zestiger jaren nam de afzet van Scania-Vabis chassis ten opzichte van de andere merken zo’n vlucht, dat besloten werd om zich alleen op dit ene merk te concentreren. Later, in de zeventiger jaren, is het Spaanse merk Ebro, dat lichtere trucks bouwde dan Scania, nog even in het assortiment opgenomen geweest, maar dit bleek geen goede keuze.

Van de allereerste geïmporteerde Scania-Vabis L22 (verkocht aan Winder Limmen) tot en met het begin van deze eeuw was de naam van Beers verweven met Scania.

Scania liep voorop in 1987 door als eerste te komen met een inspuitpomp met electronische dieselregeling (EDC). In 1991 bij het honderdjarig bestaan introducveerde men een 11 liter-motor met turbocompound. Daarbij werd extra gebruik gemaakt van de achtergebleven energie in uitlaatgas en werd, via een ingenieus systeem, het vliegwiel extra aangedreven door dat gas. In 1996 volgde de 4-serie, die werd gekenmerkt door een surplus aan elektronica. In 2005 volgde alweer de R-serie, met een verbeterde stroomlijn en een moderner interieur. Ook kwam Scania met een motorprogramma dat draaide om één cilinderboring, voor de vijfcilinder 9 liter-, de zescilinder 12 liter- en de acht cilinder 16 liter-motor.

Die laatste heeft een topvermogen van 620 pk. Op de RAI van 2007 toonde Scania een nieuwe motor die Euro 5 haalt zonder AdBlue. Een regelrechte wereldprimeur. Scania slaagde er de laatste dertig jaar uitstekend in om het merk bij uitstek te worden voor de chauffeurs. Scania slaagde erin de sympathie van de chauffeur te combineren met lage exploitatiekosten, wat het merk bij fleetowners ook geliefd heeft gemaakt.

Scania was de eerste truckfabrikant die begin 2011 Euro 6-trucks in het gamma had: de R440 en 480. Vlak nadat Volvo met een 700 pk-versie van haar 16 liter-motor kwam, deed Scania er nog een stapje bovenop door een geheel nieuwe 16 liter-V8 uit te brengen, met maar liefst 730 pk.

Volvo werd een wereldmerk

De allereerste Volvo vrachtwagen rolde in 1928 van de band. Hij droeg de naam Volvo LV 40. Volvo trucks werd “opgericht” door Assar Gabrielson en Gustaf Larson. De Volvo LV 40 was opgebouwd naar de methode van het Amerikaanse bedrijf Ford. Deze aanpak bleek te werken, want Volvo werd de eerste vrachtwagen in Europa die goedkoop en betrouwbaar was en ook nog eens veel werk uit handen nam. Dit was dé doorbraak voor Volvo. Het succes was niet te overzien en Volvo werd in één klap de grootste truckfabrikant van Zweden, voor aartsrivaal Scania-Vabis.

De LV 40 had echter geen indrukwekkend vermogen, dus in 1930 werd de productie van de LV 40 gestaakt en kwam de LV 60 er voor in de plaats. Het nadeel van deze vrachtwagen was dat hij een gedateerd uiterlijk had en gedateerde techniek. Maar de LV60 was slechts een tussenoplossing. Korte tijd later werd de LV 66 gepresenteerd. Deze truck was hypermodern voor die tijd en de techniek was helemaal up tot date. Ook de LV 66 werd een groot succes. De LV 75, de eerste frontstuurtruck, flopte en pas na de Tweede Wereldoorlog waagde Volvo zich weer opnieuw aan een frontstuurcabine.

Vanaf 1936 bracht Volvo ook zwaardere modellen op de markt in zoals de LV 80 en LV 90. Ook werd in datzelfde jaar de eerste assemblagefabriek in België geopend. Pas in 1947 werd er door Volvo voor het eerst een dieselmotor aangeboden. In de loop van de tijd vernieuwde Volvo haar productielijn, maar aan het einde van de jaren vijftig kregen Volvo en Scania-Vabis hetzelfde probleem: Europa kreeg behoefte aan frontstuurtrucks.

In Nederland werden de vrachtwagens meteen omgebouwd, maar in Zweden bleven ze twijfelen. Uiteindelijk besloot men om toe te geven aan de Europese vervoerders, wat zou leiden tot de eerste frontstuurmodellen L465, L475 en L485 in 1963.

Na 1966 werden alle typeaanduidingen veranderd en volgden een paar kleine veranderingen van de vrachtwagens zelf. Deze hele operatie werd Systeem 8 genoemd. Alle typeaanduidingen hadden dan ook een 8 in de naam. Verder bestonden alle namen uit de letter F of N. De F stond voor fronstuurcabine en de N voor een torpedocabine. Eén van de bekendste modellen van het Systeem 8 was de Volvo F88. Tot en met 1973 zat Volvo gebeiteld met deze modellen. Maar in 1973 kwam er een nieuwe Europese wetgeving waardoor Volvo een compleet andere motor moest ontwikkelen.

Verder ontstond er ook behoefte aan een moderne cabine. Dit leidde tot de F10 en de F12, die het levenslicht zagen in 1977. In 1983 werd de hogere en ruimere Globetrotter cabine gepresenteerd. In die tijd nam Volvo in Amerika White over. De naam White verdween en Volvo is nu één van de grootste truckfabrikanten in Amerika. In 1993 werd de FH-serie voor het eerst geïntroduceerd, Volvo’s eerste truck met elektronisch geregelde dieselinspuiting. In 1999 kwam de FM, met een nieuwe 9 liter-motor, die later vervangen werd door een 11 liter-motor. In 2006 pas werd de FL, een ontwerp uit de jaren tachtig, vervangen door de FE en de nieuwe FL. Het kenmerk van die laatste cabineserie is dat Volvo veelal identieke onderdelen gebruikt voor verschillende cabines, een kunstje dat ze bij Scania al langer kennen. Volvo heeft inmiddels ook Nissan Diesel overgenomen en is dus nu net als Mercedes een wereldspeler. Het is het enige truckmerk dat wereldwijd onder dezelfde naam trucks produceert en verkoopt.

Inmiddels is de derde generatie FH (en FM) op de weg. De FH16 750 is momenteel (sinds 2011) de sterkste productie truck met 750 pk en een koppel van 3550 Nm, 20 pk en 50 Nm sterker dan de rivaal: de Scania R730. In 2012 zal Volvo een opvolger van de FH presenteren. Deze truck rijdt al een tijdje heftig gecamoufleerd rond in Europa. Diverse transportbedrijven testen de truck op die manier in het dagelijkse werk. Van deze cabine staat de voorruit een stuk rechterop, wat de binnenruimte ten goede komt. Net als DAF’s XF105 SuperspaceCab, zal de nieuwe Volvo ongeveer alles uit de krappe Europese cabinematen weten te halen. Bovendien is er onder cabine ruimte voor nieuwe Euro 6-technologie.